-
1 kast
3 [gebouw, voer-, vaartuig] 〈m.b.t. huis〉 baraque 〈v.〉; 〈m.b.t. vaartuig〉 rafiot 〈m.〉; 〈m.b.t. auto〉 tacot 〈m.〉♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 iemand op de kast jagen, krijgen • faire monter qn. (à l'arbre)een kast van een huis • un véritable château -
2 kast
1 [meubel] cupboard ⇒ closet 〈 voornamelijk vaste kast〉, wardrobe 〈 kleren〉, cabinet 〈 in het bijzonder voor sierspulletjes〉2 [afsluitbaar deel van een meubel] compartment4 [groot gebouw, voer-/vaartuig] barracks, barn 〈 huis〉; 〈 lelijk ook〉 monstrosity; tub 〈 schip〉 tank, rattle-trap 〈 voertuig〉♦voorbeelden: -
3 Korpus
Korpus1〈m.; Korpus, Korpusse〉————————Korpus2〈o.; Korpus, Korpora〉 -
4 Klauenfuß
-
5 leg
n. voet; been; gedeelte (bij een wedstrijd); meeteenheid bij vliegen--------v. benen, vlug lopen; zich het vuur uit de sloffen lopenleg15 〈 benaming voor〉 gedeelte (van groter geheel) ⇒ etappe 〈 van reis, wedstrijd e.d.〉; estafetteonderdeel; manche 〈 van wedstrijd〉♦voorbeelden:get someone back on his legs • iemand er weer bovenop helpenkeep one's legs • zich staande houdenpull someone's leg • iemand voor de gek houdenshake a leg • opschietennot have a leg to stand on • geen poot hebben om op te staanstand on one's own legs • op eigen benen staantake to one's legs • zich uit de voeten makenwalk one's legs off • zich het vuur uit de sloffen lopenwalk someone off his legs • iemand laten lopen tot hij erbij neervaltbe all legs • uit zijn krachten gegroeid zijnoff one's legs • zijn gemak ervan nemendbe (up) on one's legs • op de been zijn3 schenkel♦voorbeelden:♦voorbeelden:————————leg2〈werkwoord; legged〉♦voorbeelden: -
6 foot
n. voet; been; meeteenheid; stap; voetstuk, poot (v.e. bed); randen (v.e. blad papier)--------v. dokken; te voet gaan; dansenfoot1[ foet] 〈meervoud: feet〉5 onderste/achterste/laatste deel ⇒ (uit)einde♦voorbeelden:I won't set foot in that house • ik zet geen voet in dat huisstand on one's own feet • op eigen benen staanfoot by foot • voet(je) voor voet(je)on one's feet • op de been, overeind; er (weer) bovenop, beter; onvoorbereidput on one's feet • op de been/er bovenop helpenhave a foot in the door • de eerste stap gezet hebbenhave one foot in the grave • met een been in het graf staanhave/keep one's feet (set) (firmly) to/on the ground • met beide benen op de grond staancarry/sweep someone off his feet • iemand meeslependig in one's feet • z'n poot stijf houdenget to one's feet • opstaanjump to one's feet • opspringenkeep (on) one's feet • overeind/op de been blijvennot put a foot wrong • geen fout makenrecover one's feet • weer overeind komen/krabbelentread under foot • onderdrukkenmy foot! • kom nou!1 tred ⇒ gang, (voet)stap♦voorbeelden:swift of foot • vlug ter been————————foot2〈zelfstandig naamwoord; meervoud: foot, feet〉————————foot3♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
7 piece
n. stuk; gedeelte; instrument; uitvoering; muntstuk--------v. samenvoegenpiece1[ pie:s] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 〈 benaming voor〉 stuk ⇒ portie, brok; onderdeel, deel 〈 ook techniek, technologie〉; stukje (land), lapje, eindje; schaakstuk; damschijf; munt/geldstuk; artikel; muziek/toneelstuk; 〈 leger〉 kanon, geweer♦voorbeelden:five cents a piece • vijf cent per stukpiece of furniture • meubel(stuk)piece of information • inlichting, mededelingpiece of (good) luck • buitenkansjepiece of music • muziekstukpiece of news • nieuwtjepiece of string • eindje touw, touwtjethat's a fine piece of work • dat ziet er prachtig/prima uitbreak to/fall in pieces • in stukken/uit elkaar vallen〈 informeel〉 come/go (all) to pieces • (helemaal) kapot gaan 〈 ook figuurlijk〉; instorten, in/uit elkaar vallen, bezwijkencome to pieces • uit elkaar genomen kunnen wordentake something to pieces • iets uit elkaar nemenpiece by piece • stuk voor stukbe paid by the piece • stukloon krijgenin pieces • in/aan stukken〈 figuurlijk〉 be (all) of a piece with • (helemaal) van dezelfde aard/hetzelfde slag zijn als; uit hetzelfde hout gesneden zijn alsof a piece • in/uit één stuk〈 Brits-Engels〉 (nasty) piece of work/goods • (gemene) vent/griet〈 informeel〉 pick up the pieces • de stukken/brokken lijmen〈 informeel〉 (all) shot to pieces • (helemaal) kapot; ontzenuwd 〈 argumenten〉; de bodem ingeslagen 〈 verwachtingen〉→ set set/————————piece2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:piece on to • vasthechten aan, verbinden met -
8 Möbel
Möbel〈o.; Möbels, Möbel〉♦voorbeelden:¶ jemandem die Möbel gerade rücken, gerade stellen • iemand de wind van voren, een stevige uitbrander geven -
9 article
n. artikel (ook in computers); tekst die naar een diskussiegroep gestuurd wordt (computers - internet); onderdeel; voorwerp; paragraaf in een kontrakt--------v. Verbinden door middel van contractarticle1[ a:tikl]1 artikel ⇒ stuk, tekstfragment♦voorbeelden:a newspaper article • een krantenartikelleading article • hoofdartikelarticle of furniture • meubel(stuk)4 definite/indefinite article • bepaald/onbepaald lidwoordII 〈 meervoud〉1 contract ⇒ statuten, akten♦voorbeelden:Articles of war • krijgsartikelendraw up the articles • de statuten opmakenserve one's articles • in de leer zijn————————article2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:1 be articled to • in de leer zijn bij, als stagiair(e) werkzaam zijn bij
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский